Bij een rashond komt het nogal eens voor dat er erfelijke aandoeningen aanwezig zijn. In het verleden zijn er honden met elkaar gekruist welke wat bouw betreft niet met elkaar overeen kwamen. Kleine honden werden met hele grote rassen gekruist en dat heeft invloed op het skelet van een hond.
Men probeerden steeds betere exemplaren te fokken en hiervoor werd naar uiterlijk eigenschappen van de honden gekeken. Een aantal honden stond geregistreerd als erg goede fokhonden. Om raszuivere honden te fokken werden vooral deze honden gebruikt. Dit was echter een select groepje honden waardoor het risico groot was dat er honden gebruikt werden welke verwant aan elkaar waren. Hierdoor ontstond een mate van inteelt en dat kan genetische ziektes tot gevolg hebben.
Uit onderzoek is gebleken dat veel hondenrassen een grotere risico op bepaalde aandoeningen hebben. Elk hondenras lijkt zijn eigen veelvoorkomende aandoening te hebben ontwikkelt. Fokkers keken vooral naar wat ze wilde bereiken en wisten weinig van de nadelige gevolgen met betrekking tot de gezondheid van de honden.
Gelukkig beschikt men tegenwoordig over meer kennis omtrent genetische afwijkingen en worden er regels gesteld aan het fokken van dieren om dit in de toekomst zoveel mogelijk te voorkomen.